Verlost van ebola snakt West-Afrika naar investeerders

Een reportage van Carlijne Vos uit ‘de Volkskrant’ van 20 januari 2016

Werknemer uit Sierra Leone aan het werk op de scheepswerfFoto: Sven Torfinn. Werknemer uit Sierra Leone aan het werk op de scheepswerf in Freetown van Holland Shipyard.

Ondernemen in Sierra Leone

Eerst de oorlog, daarna ebola. Nu wil Sierra Leone weer vooruit. Daarvoor zijn bedrijven van buitenaf nodig. Maar zonder een Afrikaan die de mores kent, wordt het niks.
‘Om een container met onderdelen uit de haven van Freetown te krijgen, betaal je duizenden dollars. Anders komt dat ding gewoon niet in beweging.’ Tijd- en geldrovende bureaucratie is een gegeven in Sierra Leone, zegt de rossige Iers-Zimbabwaanse Rob Grinham, terwijl hij zijn Toyota behendig om de diepe kuilen stuurt in de rode zandwegen van het Port Loko District.
‘De andere kwaal in dit land is nepotisme’, vervolgt hij. Grinham is manager van het Nederlandse bedrijf Genesis Farms dat zich toelegt op grootschalige geïrrigeerde rijstproductie in het straatarme Sierra Leone. ‘Als ik het dorp tevreden wil houden, zou ik de zoon van het dorpshoofd in dienst moeten nemen – of hij nu geschikt is of niet. Met dit soort dingen word je steeds geconfronteerd.’
De hobbelige zandweg door het tropische landschap wordt abrupt afgesneden door een bruine rivier. Grinham groet die oude mannen die het trekveer bedienen joviaal als hij zijn Toyota over de laadklep rijdt. Een man mist een onderarm. ‘Afgehakt’, weet Grinham, in de bloedige burgeroorlog die Sierra Leone tot 2002 in zijn greep had. De plannen voor de brug die Genesis Farms over de rivier had willen leggen om de 200 hectare akkerland te bereiken, zijn samen met de grootschalige landbouwambities de ijskast ingegaan toen in 2014 ebola uitbrak.

Ebola legde de bedrijvigheid in Sierra Leone volledig stil. Handel tussen de dorpen was door het besmettingsgevaar nauwelijks mogelijk, goederen en mensen kwamen niet in en uit het land. De bevolking was grotendeels afhankelijk van voedselhulp. De economie die vanaf 2010 juist een opwaartse lijn vertoonde met groeicijfers van dik boven de 10 procent, kromp zo’n 25 procent, mede geholpen door het instorten van de prijzen voor grondstoffen en dan met name van ijzererts – het belangrijkste exportproduct van Sierra Leone.

De enkele buitenlandse investeerders die Sierra Leone na de burgeroorlog (1991-2002) weer hadden ontdekt, trokken zich ijlings terug na de uitbraak van ebola. De mijnen liggen er nu verlaten bij, niemand die zich bekommert om de erosie en de vervuiling. Langs de weg herinneren talloze verweerde borden van buitenlandse bedrijven aan vergeten ambities: een Japans bedrijf had ooit cashewnoten willen produceren, een ander palmolie, cacao of suikerriet voor biobrandstof. In plaats van deze gewassen groeit er slechts woekerend tropische gras en bamboe om verbrande boomstronken heen. Het resultaat van de slash-and-burnmethode waar Sierra Leone traditioneel zijn land mee prepareert voor landbouw.

Strakke kavels

Hoe anders zien de proefvelden van Genesis Farms eruit. Op de strak afgelijnde kavels steken de eerste jonge groene rijstsprieten hun kop boven de grond. De rijst was twee weken eerder ingezaaid, net nadat Sierra Leone ebola vrij was verklaard en de regentijd ten einde was. Het wonder van een tweede oogst is te danken aan het hoogwaardige irrigatiesysteem dat onder de proefvelden ligt, uniek in Sierra Leone.

Met zijn Afrikaanse assistenten Mohamed Conteh en Elisabeth Monson, die beiden grond- en watermanagement studeren, inspecteert Grinham het jonge gewas. ‘Mohamed, hebben we het onkruid nu onder controle?’

Zakendoen in een land als Sierra Leone betekent permanent laveren tussen bureaucratie, corruptie en de eigen belangetjes van nationale en lokale politici en ambtenaren. Grinham, een verjaagde blanke boer uit Zimbabwe, is gepokt en gemazeld in het zakendoen op het Afrikaanse continent. Het maakt hem de juiste man om voor het Nederlandse bedrijf van Hans Lemkes en zijn zoon Mark de deuren te openen in het ondoorgrondelijke Sierra Leone. De Nederlanders verkochten tien jaar geleden het oude familiebedrijf Royal Lemkes om dit tropische avontuur aan te gaan.

Sierra Leone snakt naar dit soort buitenlandse investeringen en vooral ook naar kennis. De burgeroorlog heeft het land achtergelaten met een generatie jongeren zonder opleiding. Het percentage analfabeten in Sierra Leone is een van de hoogste ter wereld, net als dat van de kinder- en moedersterfte. De afhankelijkheid van buitenlandse hulp is enorm, de erbarmelijke staat van de publieke infrastructuur werd nog eens pijnlijk blootgelegd toen ebola uitbrak. Op de Human Development Index van de VN bungelt Sierra Leone op plaats 183 onder aan de lijst.

Toch is de potentie groot. Op de vruchtbare aarde groeit bijna alles, de bodem is rijk aan gewilde delfstoffen zoals ijzererts en diamanten. Vóór de burgeroorlog was Sierra Leone zelfvoorzienend en exporteerde zelfs, terwijl nu bijna de helft van het voedsel wordt geïmporteerd. Sierra Leone wil vooruit, maar het gebrek aan ondernemerschap, marktkennis en opleiding in eigen land remt elke ontwikkeling. Dus heeft Sierra Leone hulp nodig van buiten. Van bedrijven wel te verstaan.

Die belangstelling is ruim voorradig, zo bleek deze zomer toen minister Ploumen van Handel en Ontwikkelingssamenwerking als eerste met met een goed vertegenwoordigde handelsdelegatie afreisde naar de drie ebolalanden – Liberia, Sierra Leone en Guinee. Een van de participanten was Holland Shipyard, dat vlak voor de epidemie een verwaarloosde Brits-koloniale scheepswerf in de Sierraleoonse hoofdstad Freetown had opgekocht. Als alles goed gaat, is het straks de enige functionerende scheepswerf langs 1.000 kilometer West-Afrikaanse kust.

De verouderde werkplaatsen zijn opgeknapt, Er liggen vergevorderde plannen voor een drijvend dok waar schepen tot 2.000 ton kunnen worden afgehandeld. Trots toont de oude Afrikaanse werkman John de Greft, die met de inboedel werd overgenomen, zijn opgeruimde werkplaats en de nieuwe voorraadruimte waar elk onderdeel keurig zijn plekje heeft. ‘Het was hier de afgelopen twintig jaar een puinhoop. Dit is geweldig’, straalt hij, ‘voor de werf en de families die hier weer werk kunnen vinden.’

Ook Holland Shipyard zette een Afrikaanse manager aan het roer, Simon Sessay die twintig jaar in Nederland woonde. ‘Als je hier een Hollander had neergezet, had je de tent nu al kunnen sluiten’, schatert Sessay terwijl hij zijn blanke compagnon en leermeester voor het personeel op de werf, Cor Schutten, op de schouder slaat. ‘Ik weet hoe je met Afrikanen moet omgaan. Corruptie zit in de genen. Als je in dit land om een bonnetje vraagt, is men beledigd. Je moet die cultuur begrijpen om er je weg in te vinden.’

Sessay is niet bang het systeem uit te dagen. ‘Gisteren zat hier op deze stoel het hoofd van het district. Hij kwam even informeren waar de beloofde banen en welvaartswinst bleven. Ik moest hem uitleggen dat we door ebola nog niet eens zijn begonnen, dat we tot nog toe alleen maar investeren en verlies maken. ‘Dus chief’, zei ik, ‘ik heb geen geld voor u.”

Sessay buldert om zijn eigen bravoure. Afrikanen denken volgens hem alleen aan de korte termijn. ‘Wij zijn hier voor de komende 25 jaar, zij denken alleen aan het geld dat ze morgen op tafel willen zien. Ik heb de chief gewezen op het fenomeen van collectieve verantwoordelijkheid. Dat wij geen bedrijf kunnen runnen als de elektriciteit om de haverklap uitvalt, dat wij onze schepen niet het dok op kunnen slepen als hij zijn gemeenschap toestaat 20 meter verderop hun vuilnis in zee te dumpen. Wij zijn hier om te blijven, maar dan moeten we wel kunnen investeren.’

Lef

‘Investeren in Sierra Leone vraagt lef’, denkt Hans Doctor, als ambassadeur in Accra, Ghana, verantwoordelijk voor de door ebola getroffen landen. ‘Het is een land met veel potentie – veilig, rijk aan grondstoffen, een vruchtbare bodem en er zijn geen etnische of religieuze spanningen – maar je moet er wel echt zin in hebben. Het opleidingsniveau is laag. Er zijn geen beroepskrachten dus die moet je zelf opleiden. Procedures zijn stroperig, corruptie tiert welig. Zo zijn er kartels die landbouwproductie juist bewust tegenhouden, omdat ze met instemming van lokale politici goedkope goederen willen blijven importeren.’ Een bekend voorbeeld is de import van rijst uit Azië.

Maar wie doorbijt, kan een fantastische bijdrage leveren, vindt ondernemer Donald Keus. Negen jaar geleden werd hij als Afghanistan-veteraan gevraagd een palmolieplantage en -fabriek op te zetten. Het werd een moeizaam proces, maar uiteindelijk wist hij een geolied bedrijf door te verkopen, waaraan 1.500 boeren hun vruchten leveren. Ondertussen was hij begonnen aan de bouw van een waterkrachtcentrale in het stadje Yele. Inmiddels is de hele stad voorzien van elektriciteit, staat er met steun van de Nederlandse Lion Heart Foundation een goedlopend ziekenhuis, een school en trekken meer bedrijven naar de regio wegens de gegarandeerde stroomvoorziening.

In het dorp Warabana, terug in het district Port Loko, kijken de dorpelingen tevreden naar hun rijstveld. De rijst is net geoogst en de opbrengst lijkt flink hoger nu ze het land machinaal hebben laten bewerken en betere kwaliteit zaairijst hebben gebruikt. De boeren in Warabana konden dit jaar tegen kostprijs gebruikmaken van de gloednieuwe tractors en landbouwmachines van Sierra Land Development, het tweede landbouwbedrijf van de familie Lemkes.

De ondernemers verscheepten voor miljoenen euro’s machines naar Sierra Leone waar ze door de ebola werkloos bleven staan. Dan maar iets nuttigs doen voor de gemeenschap, bedacht het bedrijf om tegelijkertijd de machines aan de praat te houden.

Ondertussen bespreken Rob Grinham en zijn assistenten de volgende stappen op het rijstveld van Genesis Farms verderop in het binnenland. Zodra de eerste zaairijst van de proefvelden komt, kunnen de overige percelen die al zijn vrijgemaakt worden ingezaaid. Als de importkartels niet tegenwerken hopen ze dan hun kwaliteitszaairijst aan dorpelingen te kunnen verkopen zodat die hun productie kunnen verbeteren.

‘Iedereen profiteert van Genesis Farms’, vindt Osman Banguar, het dorpshoofd in het nabijgelegen Masimera. ‘Kijk naar de huizen. Ze zijn van steen’, wijst hij vanuit de overschaduwde vergaderruimte in het midden van het dorpsplein. ‘Onze mannen hebben werk en in het oogstseizoen zelfs heel veel werk. Als de brug er nu ook nog komt, zijn we echt gelukkig. En het mooiste van alles is: over twintig jaar is dit allemaal van ons. Dan hebben wij ontwikkelde landbouwgrond voor onze kinderen die nog geboren moeten worden.’

West-Afrika ebolavrij

West-Afrika is vrij van ebola. De uitbarsting van het ebolavirus lijkt voorbij te zijn, zo heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) donderdag meegedeeld. In de zes weken na het laatste geval in Liberia zijn geen nieuwe gevallen meer gemeld. De uitbarsting eiste de afgelopen twee jaar ruim 11.300 levens, voornamelijk in Liberia, Sierra Leone en Guinee. Liberia werd in mei vorig jaar ook al ebolavrij verklaard, maar dat bleek voorbarig. Ook nu is de WHO voorzichtig. ‘Het karwei is nog niet geklaard’, aldus WHO-woordvoerder Rick Brennan.